Een van de moeilijkste problemen van de wetenschap is waar taal vandaan komt. Taalontogenie – hoe kunnen kinderen het leren? – en fylogenie – hoe is het ontstaan in de evolutie? – zijn vandaag de dag nog grotendeels onopgeloste mysteries. In een recente studie hebben we dit probleem in het laboratorium onderzocht, met verrassende resultaten.
De oorsprong van taal in de mensheid en in een kind
Waar komt taal vandaan? Dit is waarschijnlijk een van de moeilijkste problemen van de wetenschap. En dit probleem komt met veel bijkomende mysteries: hoe verhoudt de opkomst van taal zich tot de opkomst van bewustzijn; en kwam de taal op de eerste of op de tweede plaats? Waar was taal precies voor bedoeld? Hoe kwam taal ten goede aan de evolutie van de mensheid? Het standaard, simpele, antwoord op die laatste vraag is ‘voor de communicatie’. Verrassend genoeg gelooft Chomsky, nog steeds een – of eigenlijk DE – wereldleider op het gebied van taal, dat taal niet voor communicatie is, maar voor ‘complex denken’. Complexiteit, zo betoogt hij, wordt belichaamd in grammatica’s: dat zijn uiterst geavanceerde stukjes software die geen enkele robot kan uitvoeren. Toch leert elk kind ter wereld het. Inderdaad, kinderen vergissen zich vrijwel niet als ze de volgende recursief hiërarchisch gestructureerde zin proberen te begrijpen: “Wie denk je dat tante Jannie dat hondje heeft gegeven?”. Computers vergissen zich wel.
Het probleem is wetenschappelijk gezien wat uit de hand gelopen, sinds denkers grammatica (syntax) hebben gescheiden van betekenis (semantiek). Een zin kan namelijk grammaticaal en toch betekenisloos zijn (de rode lucht flikkert onder de blauwe tomaten) of betekenisvol maar grammaticaal incorrect (tomatenrood het flikkerend is onder hemelsblauw). Dus om taal te laten ontstaan in een zich ontwikkelend kind en in de evolutie, moet de betekenis los van de woordvolgorde worden geleerd.
Computers kunnen het niet leren.
Maar hoe kan een kind dit afleiden uit haar ervaringen met taal als haar moeder positieve feedback geeft op foutieve zinnen (“Tomaat de rode.., Mamma..” “Natuurlijk, ja, de tomaat is rood, Katrien”) en negatieve reacties op correcte zinnen (“Deze tomaat is blauw, mama!” “Nee, nee, die tomaat is rood, Katrien”).

Hoe kunnen taalregels worden geleerd als we niet kunnen vertrouwen op hoe taal zich voordoet?: namelijk als een middel om betekenisover te brengen? Eén theorie gaat uit van een zogenaamd “bootstrapping” mechanisme. Die theorie laat de paradox van het leren van taal zien: het jezelf optrekken aan je laarzen. Een andere theorie stelt simpelweg dat we grammatica niet leren. Grammatica is als het ware al belegd in het brein bij de geboorte, als een unieke menselijke aanleg, een ‘taalgereedheid’. Met andere woorden: taal zit al bij de geboorte in onze hersenen…. Een wat onbevredigende oplossing voor veel nuchtere cognitieve wetenschappers.
Het probleem naar het laboratorium brengen.
In ons lab bestuderen we het probleem door het leren van talen te simuleren in computertaken. Tijdens een labsessie leren de deelnemers, zittend achter een computerscherm, een kunstmatige taal (gemaakt van zinnen die onzinwoorden bevatten) die de natuurlijke grammatica nabootst. We zouden eigenlijk kunnen verwachten dat die betekenisloosheid helpt om een grammatica te leren, omdat je je niet druk hoeft te maken over de betekenis. Maar mensen blijken erg slecht in het leren van de regels van zelfs heel eenvoudige, betekenisloze talen. In een recente reeks experimenten hebben wij (een team van Nederlandse en Engelse collega’s) ‘betekenis’ toegevoegd aan de nepgrammatica. Onze miniatuurtaal had een klein woordenschat (zoals pu, ko, gi etc….), met enkele woorden voor kleuren (pu = Rood, bv) en andere woorden die vormen voorstelden (gi = vierkantje bv). Wanneer een kleurwoord correct werd gekoppeld aan een vormwoord beschreven ze objecten (bv. een rode vierkant ). De grammaticale regels bepaalden dus over welke objecten een zin ging, door kleur- en vormwoorden in ‘grammaticale’ posities te plaatsen en op de goede manier met elkaar te verbinden. Nu konden onze deelnemers ‘zien’ welke woorden aan elkaar gebonden moesten worden om ‘het object’ te ‘maken’. Ze konden de grammatica dus ‘zien’.

Probeer het niet te hard; probeer het gewoon helemaal niet.
Nadat de deelnemers een aantal van deze zinnen en de bijbehorende afbeeldingen te zien hadden gekregen, kregen de ze nieuwe zinnen. Ze moesten vertellen wat deze nieuwe zinnen ‘betekenden’. Nu echter hadden de deelnemers daar geen moeite: ze konden de grammatica gemakkelijk gebruiken om de betekenis te begrijpen van nieuwe zinnen die ze nog nooit eerder hadden gezien. Bovendien leken de deelnemers grammaticale kennis moeiteloos te verkrijgen, niet door hard hun best te doen, maar eerder door de grammatica vrijwel te negeren. Grammaticale kennis manifesteerde zich door het gebruik ervan voor begrip, maar drong niet door tot in het bewustzijn. Het was er gewoon, klaar om te worden gebruikt om elke nieuwe zin te begrijpen.
Onze studies geven een ontnuchterende verduidelijking van de mysterieuze puzzel van het leren van talen. Zoiets als: Kinderen; vergeet grammatica als je taal hoort! Kijk in de wereld naar betekenis. Je krijgt de grammatica er gratis bij….
Originele blogpost van LeidenPsychologyBlog
Geef een reactie