Denk er eens over na – geen zorgen, ik oordeel niet – of jij mensen beoordeelt op basis van hun dialect, en dan specifiek het accent dat hierbij hoort, oftewel hun regionale accent. Waarschijnlijk denk je van niet, en de meeste mensen zullen dit ook niet bewust doen. Echter gebeurt het stiekem wel. Denk er nog eens over na: misschien vind je iemand met een Limburgs accent wel gezellig klinken, of iemand met een Gronings accent een beetje stug. Als dit zo is, dan ben je niet de enige.

Het klinkt misschien wat onaardig, dat we mensen ‘beoordelen’ op hun accent, maar beoordelen is niet per definitie iets negatiefs. We vormen immers allemaal ideeën over andere mensen en hier speelt hun manier van spreken ook een rol in. Het is niet voor niks dat reclames voor bittergarnituur gebruikmaken van sprekers met een Limburgs accent en reclames voor salades met producten van het land gebruikmaken van sprekers met een Twents accent. Bewust of onbewust, we linken accenten aan onze ideeën over mensen. De vraag is dan wat deze ideeën – of beter gezegd, attitudes – precies vertegenwoordigen en welk accent welke attitudes oproept.

Om hierachter te komen doen sociolinguïsten (oftewel taalwetenschappers die zich bezighouden met sociale aspecten van taal) al jaren onderzoek naar accenten en taalattitudes. Er worden hiervoor verschillende dingen onderzocht. Je kunt bijvoorbeeld expliciet aan mensen vragen wat ze van accenten vinden, maar mensen zullen hier niet altijd volledig eerlijk op antwoorden. Vaak zullen mensen zich inhouden en sociaal gewenst antwoorden; als ik bijvoorbeeld aan jou vraag of mijn broek lelijk is gok ik dat je uit beleefdheid niet volmondig ‘ja’ zult roepen, ook al is dat wel wat je vindt. Hierom wordt er ook indirecter onderzoek gedaan naar taalattitudes, bijvoorbeeld door te onderzoeken welke eigenschappen worden geassocieerd met verschillende sprekers, of door te onderzoeken of het ene accent meer of minder geloofwaardig wordt gevonden dan het andere accent.

Een frame van een beroemde Bitterballen-commercial die Limburgs accent gebruikt.

Ik hoor je denken – waarom willen we dit allemaal weten? Het zal niet enkel relevant zijn voor bitterbalreclames? Het antwoord is: zeker niet – hoewel ik niet zal ontkennen dat ook voor mij de reclame een stuk effectiever is dankzij het vrolijke Limburgse accent. We willen taalattitudes in kaart brengen om te kunnen begrijpen hoe aan het veranderen is. Als we taalveranderingen beter begrijpen, kunnen we ons taalbeleid hierop aanpassen, zodat dit niet achterloopt op ons daadwerkelijke taalgebruik. Daarnaast liggen taalattitudes in het verlengde van onze attitudes over mensen en dus kan kennis over taalattitudes ons helpen om sociale vraagstukken beter te begrijpen. Iets wat zeker in de huidige maatschappij, waarin racisme en discriminatie steeds meer aan de kaak worden gesteld, enorm van belang is.

Een YouTube-video die het Twentse accent op de hak neemt, met op de achtergrond de nadruk op de agrarische traditie van de Twentse regio.

Een interessant voorbeeld van geobserveerde taal- en accentattitudes is dat tien jaar geleden sprekers met accenten uit de Randstad (hierbij gaat het puur over klanken, niet over specifiek taalgebruik) in onderzoek eigenlijk altijd positief werden beoordeeld, waarbij het aspect prestige er met kop en schouders bovenuit stak. Men beoordeelde deze accenten ook als dichtbij de ‘norm’ van standaardtaal. Sprekers met accenten uit het zuiden van Nederland werden vrij negatief beoordeeld, maar wel integer (aardig en eerlijk) gevonden. Sprekers met noordelijke accenten werden eigenlijk enkel negatief beoordeeld2,3. Hoewel deze resultaten laten zien dat mensen wel degelijk een beeld vormen van iemand op basis van een regionaal accent tonen ze ook dat er een kanttekening gemaakt moet worden bij dit soort onderzoek. Om het werkbaar te houden en resultaten te kunnen interpreteren wordt gebruik gemaakt van vooraf afgebakende begrippen. Een nadeel hiervan is echter dat het best mogelijk is dat er andere aspecten zijn van een accent die niet worden blootgelegd, maar misschien als positief of juist als negatief worden ervaren. 

Gelukkig blijkt dat we de laatste jaren minder streng zijn geworden als het gaat om onze (onbewuste) oordelen over accenten: het lijkt erop dat accenten die als mild worden ervaren als neutraal worden beoordeeld 4.  Neutraal betekent hier dat de ene spreker niet prestigieuzer, beter of aardiger gevonden wordt dan de andere. 

Nu is de vraag of dit komt omdat we met z’n allen echt toleranter worden wat betreft accenten – wat op zich niet gek is, aangezien we ook steeds meer in aanraking komen met accenten op televisie, social media en radio – of dat we stiekem nog een beetje vasthouden aan onze oorspronkelijke attitudes, maar dit weten te verbloemen. Ik benoemde al eerder dat mensen vaak geneigd zijn sociaal wenselijk te antwoorden op gevoelige vragen. Daarnaast worden we ons steeds meer bewust van (onbewuste) discriminatie, iets wat ook gebeurt op basis van iemands accent. Het kan dus best zo zijn dat proefpersonen die deelnemen aan accentonderzoek zich inhouden wanneer ze sprekers beoordelen.

Kaart van regionale dialecten in de Benelux (België, Nederland, Luxemburg). Het Limburgs accent wordt gesproken in het zuidoosten van Nederland (oranje). Het Hollands wordt gesproken in de Randstad, de regio van de belangrijkste Nederlandse industriesteden ten westen van het land (lichtgeel).

Om deze reden proberen we nog dieper te graven in onbewuste attitudes, dus zonder dat mensen het doorhebben. Zo kunnen we onderzoeken of mensen onbewust toch nog bepaalde attitudes hebben, of dat we echt toleranter worden. Alleen, hoe doe je dat? Hoe kan je onderzoek doen naar wat mensen van accenten vinden, zonder dat mensen doorhebben dat je iets wil weten over accenten? Hier kan ik je het antwoord nog niet definitief op geven. Onderzoekers zijn druk bezig om nieuwe methodes te vinden om dit te kunnen doen 5.

Een van deze nieuwe methodes kijkt of proefpersonen het ene accent als geloofwaardiger ervaren dan het andere accent6. Hierbij wordt niet direct gevraagd naar geloofwaardigheid, maar er wordt aan proefpersonen gevraagd om statements te beoordelen. Ze luisteren naar willekeurige statements en moeten aangeven of ze denken dat deze waar zijn of niet. De inhoud van de statements wordt vervolgens gevarieerd, waarbij deze ofwel algemeen bekende informatie bevat ofwel onbekende, nieuwe informatie. Voorbeelden voor onbekend zijn: ‘het regent diamanten op Saturnus’ (dit is waar) of ‘Saturnus heeft 102 manen’ (dit is niet waar) vs. bekend: ‘kippen leggen eieren’ of ‘bananen zijn blauw’ (ik hoef niet uit te leggen welke welke is, denk ik?). Zulke statements worden dan ingesproken door mensen die verschillende accenten hebben, waarna wordt gekeken of deze accenten invloed hebben op hoe vaak een statement als waar of onwaar wordt beoordeeld. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat we mensen met een Limburgs accent vaker geloven dan mensen met andere accenten, als we ze echt eerlijk vinden. Aan de andere kant kan het ook zo zijn dat we mensen met een Randstedelijk accent vaker geloven, omdat we die accenten associëren met prestige en authoriteit.

Interessant genoeg lijkt het er vooralsnog op dat we inderdaad toleranter aan het worden zijn, want op het moment vinden we voor Nederlandse accenten geen verschil in geloofwaardigheid5. Noord, zuid of Randstad, mensen twijfelen even vaak bij onbekende statements en nauwelijks bij bekende statements. Deze verschillen duiken echter wel op voor regionale accenten in Engeland, waar ze nog een stuk strenger zijn wat betreft standaardtaal1.  Blijkbaar kan geloofwaardigheid wel degelijk beïnvloed worden door iemands accent, maar trappen we daar in Nederland niet zo snel in. 

Kortom, het lijkt erop dat we in Nederland niet (meer) streng oordelen op basis van de manier waarop mensen praten, mits iemands accent niet te sterk is. Dat betekent natuurlijk niet dat je automatisch wordt veroordeeld als je wél een sterk regionaal accent hebt; maar we kunnen er niet omheen dat we accenten gebruiken om mensen te beoordelen. 

References

  1. Adams, Z. (2019). The relationship between implicit and explicit attitudes to British accents in enhancing the persuasiveness of children’s oral health campaigns. Linguistics Vanguard, 5(s1). doi:10.1515/lingvan-2018-0008
  2. Grondelaers, S. (2013). 31. Attitude measurements in the Low Countries. In Dutch (pp. 586-602). De Gruyter Mouton.
  3. Grondelaers, S., van Hout, R., & Steegs, M. (2010). Evaluating Regional Accent Variation in Standard Dutch. Journal of Language and Social Psychology, 29(1), 101-116. doi:10.1177/0261927×09351681
  4. Grondelaers, S., van Hout, R., & van Gent, P. (2019). Re-evaluating the Prestige of Regional Accents in Netherlandic Standard Dutch: The Role of Accent Strength and Speaker Gender. Journal of Language and Social Psychology, 38(2), 215-236. doi:10.1177/0261927×18810730
  5. Koemans, J. & Grondelaers, S. (2022). The truth of trivia: can a “wrong” accent overrule the valence of quiz questions? Oral presentation at the Sociolinguistics Circle conference, Leuven, Belgium.
  6. Rosseel, L. & Grondelaers, S. (2019). Implicitness and experimental methods in language variation research. Linguistics Vanguard. 5. 10.1515/lingvan-2018-0005.