“Time is so far from us
But time is among us
Time is ahead of us
Above and below us
Standing beside us
And looking down on us.”
The Kinks
The Kinks wisten heel goed wat ze aan het doen waren toen ze deze tijdloze regels schreven. Ons leven is onontkoombaar verweven met de tijd. We kunnen tijd geven en tijd nemen. We kunnen tijd investeren en tijd verspillen. Dingen kunnen onze tijd waard zijn en onze tijd kan opraken. De tijd kan helend werken en de tijd kan ons inhalen. De tijd kan stilstaan en de tijd kan aan ons voorbij gaan. De tijd heeft ons duidelijk omsingeld, dus als we weten wat goed voor ons is, kunnen we ons maar beter overgeven en proberen dit grenzeloze beest te leren kennen. Maar hoeveel weten we eigenlijk eigenlijk over tijd? Hoe weten we überhaupt dat tijd bestaat, en hoe schatten we in hoeveel tijd er verstreken is? Ons lichaam is tenslotte niet uitgerust met sensoren om tijd te detecteren, zoals bijvoorbeeld het geval is bij horen of ruiken, toch?
Een plaats waar we naar een antwoord kunnen zoeken, bevindt zich in onze hersenen. Een van de meest bekende tijdwaarnemers is het circadiane ritme. Deze fijn afgestelde interne regelaar van onze slaap-waakcycli is zeer gevoelig voor zonlicht, en degenen onder ons die bijvoorbeeld in ploegendienst werken of vaak voor hun werk van tijdzone moeten wisselen, kunnen bevestigen hoe belangrijk zonlicht kan zijn voor onze gezondheid en het dagelijks leven en cognitief functioneren. Naast het circadiane ritme, voorbij de suprachiasmatische kern van de hypothalamus, die zich diep in onze hersenen bevindt en zich uit de naad werkt om de lichtsignalen van het oog om te vormen om al die circadiane ritmes bij te houden 2, hebben onze hersenen nóg een aantal andere belangrijke timing systemen. De basale ganglia en het cerebellum zijn bijvoorbeeld verantwoordelijk voor intervaltiming 3. We zijn opmerkelijk goed in het produceren van periodieke bewegingen met vaste intervallen en het afstemmen van die bewegingen op variaties in de timing van de intervallen. Het is ook indrukwekkend hoe goed we in staat zijn om perceptuele (dus: wat we zien of horen) en tijdseenheden te vergelijken om complexe sequenties uit te voeren die een goede coördinatie tussen de verschillende eenheden vereisen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan alles wat er moet gebeuren om autorijden of fietsen mogelijk te maken (waar visuele input en schattingen van de tijd wanneer verschillende gebeurtenissen zich in het verkeer ontvouwen erg belangrijk zijn). De intrapariëtale sulcus en prefrontale cortex zijn belangrijke hersengebieden die betrokken zijn bij zulke situaties 4. Deze zaken werpen enig licht op ons vermogen om tijd in te schatten, maar dit zijn wel allemaal relatief automatische processen waar we weinig of geen bewuste toegang toe hebben. Om onze ervaring van tijd beter te begrijpen, moeten we afstappen van het ‘snelle denken’ en ons in plaats daarvan bezighouden met ons meer reflectieve ‘langzaam denken’-systeem.5.

In ASL wordt de toekomende tijd van het werkwoord aangegeven met een voorwaartse beweging van de rechterhand.
Met dit in gedachten kunnen we bijvoorbeeld beter gaan kijken naar de taal die we gebruiken om tijd te beschrijven. Is het je ooit opgevallen hoe we bijna altijd metaforische taal gebruiken als we het over tijd hebben 6? Als je erover nadenkt, zouden we het inderdaad nogal moeilijk moeten vinden om een goede definitie van tijd te geven zonder metaforen te gebruiken. Het meest voorkomende voorbeeld zijn metaforen van de ruimte, en deze mapping tussen tijd en ruimte is zeer systematisch en lijkt bijna geen uitzonderingen te bevatten tussen alle wereldtalen 7,8. In het Engels verwijzen we bijvoorbeeld naar het verleden als achter ons en de toekomst voor ons. We kunnen praten over lang wachten of over een belangrijke gebeurtenis in de toekomst die eraan komt. In deze voorbeelden gebruiken we ruimtelijke oriëntatiepunten en bewegingsterminologie om tijdelijke gebeurtenissen te beschrijven. Vaak wordt ook rekening gehouden met het ruimtelijke referentiekader (het perspectief van waaruit we een beschrijving geven), zodat we vanuit een tijdscentrisch oogpunt een deadline zouden kunnen omschrijven als naderend, maar we kunnen bijvoorbeeld zelf een deadline naderen als we een egocentrisch referentiekader gebruiken. Een tijdgericht referentiekader zou ons ertoe brengen een trieste gebeurtenis te beschrijven als “voorbij”, terwijl we vanuit een meer egocentrisch oogpunt zouden zeggen dat we er voorbij zijn gegaan. Lakoff en Johnson stellen in hun Cognitive Metaphor Theory 6 dat de nauwe relatie tussen de taal die we gebruiken voor ruimte en voor tijd een diepgewortelde conceptuele mapping tussen de twee cognitieve domeinen weerspiegelt. Met andere woorden, we kunnen niet anders dan ruimte op de tijd afbeelden, en vice versa, niet alleen in onze beschrijving, maar ook in ons begrip van de wereld om ons heen. Een sterke aanwijzing hiervoor komt bijvoorbeeld uit studies die aantonen dat mensen die van links naar rechts schrijven horizontale posities van links naar rechts associëren met vóór versus na of verleden versus toekomst, terwijl mensen die van rechts naar links schrijven een dergelijke mapping niet laten zien9,10. Zelfs in gebaren die we gebruiken tijdens het spreken wordt tijd vaak weerspiegeld in ruimtelijke metaforen11,12. Dus, bijvoorbeeld bij het beschrijven van een gebeurtenis die in het verleden heeft plaatsgevonden, zullen Engelssprekenden tegelijkertijd eerder geneigd zijn om ook naar links te wijzen langs een denkbeeldige horizontale as die zich voor hen uitstrekt.
Als we “langzaam denken”, kunnen we tijd het beste begrijpen in de taal die we gebruiken om het te beschrijven. Voor een concept dat zo doordringend is in ons dagelijks leven, lijkt het opmerkelijk dat ons informele begrip van tijd veel minder direct is dan we in eerste instantie zouden kunnen voorstellen. Niettemin helpt het gebruik van metaforische taal ons om dit genuanceerde fenomeen uit zijn schuilplaats te lokken en in al zijn geweldige complexiteit te belichten. Zoals de Kinks het al zeiden: “alles op zijn tijd”13.
References:
- Roenneberg, T., Kumar, C. J., & Merrow, M. (2007). The human circadian clock entrains to sun time. Current Biology, 17(2), R44-R45.
- Orozco-Solis, R., Aguilar-Arnal, L., Murakami, M., Peruquetti, R., Ramadori, G., Coppari, R., & Sassone-Corsi, P. (2016). The circadian clock in the ventromedial hypothalamus controls cyclic energy expenditure. Cell Metabolism, 23(3), 467-478.
- Buhusi, C. V., & Meck, W. H. (2005). What makes us tick? Functional and neural mechanisms of interval timing. Nature Reviews Neuroscience, 6(10), 755-765.
- Winter, B., Marghetis, T., & Matlock, T. (2015). Of magnitudes and metaphors: Explaining cognitive interactions between space, time, and number. Cortex, 64, 209-224.
- Kahneman, D. (2011). Thinking, fast and slow. Macmillan.
- Lakoff, G., & Johnson, M. (1980). The metaphorical structure of the human conceptual system. Cognitive Science, 4(2), 195-208.
- Boroditsky, L., & Gaby, A. (2010). Remembrances of times East: absolute spatial representations of time in an Australian aboriginal community. Psychological Science, 21(11), 1635-1639.
- Haspelmath, M. (1997). From space to time temporal adverbials in the world’s languages. Newcastle, UK: Lincom Europa.
- Ishihara, M., Keller, P. E., Rossetti, Y., & Prinz, W. (2008). Horizontal spatial representations of time: Evidence for the STEARC effect. Cortex, 44(4), 454-461.
- Vallesi, A., Weisblatt, Y., Semenza, C., & Shaki, S. (2014). Cultural modulations of space–time compatibility effects. Psychonomic Bulletin & Review, 21(3), 666-669.
- Casasanto, D., & Jasmin, K. (2012). The hands of time: Temporal gestures in English speakers. Cognitive Linguistics, 23(4), 643-674.
- Cooperrider, K., & Núñez, R. (2009). Across time, across the body: Transversal temporal gestures. Gesture, 9(2), 181-206.
- Kinks, T. (2018). Time Song. On The Kinks Are The Village Green Preservation Society. Pye Records.
Geef een reactie