Heb je Dune gezien, een nieuwe film van Denis Villeneuve? Hij is gebaseerd op een beroemde roman van Frank Herbert over Arrakis; een woestijnplaneet, waar water uiterst schaars is. Dit beïnvloedt niet alleen hoe de mensen op Arrakis zich gedragen, maar ook hoe ze spreken. Natuurlijk is Dune fictie, maar veel studies wijzen er op dat de omgeving de menselijke taal op vele manieren beïnvloedt. Mensen die in de woestijn, in de bergen of in de bossen leven, hebben de neiging om andere spraakklanken, woorden en zelfs grammatica’s te gebruiken.
Maar laten we eerst een tijdje op Arrakis blijven en genieten van het ongelooflijke uitzicht op de eindeloze zandvlakten, zo poëtisch vastgelegd door Villeneuve. Arrakis wordt bewoond door een volk genaamd de Fremen, die geleerd hebben om te overleven in deze prachtige maar uiterst vijandige omgeving. Ze verzamelen water uit de atmosfeer in “windvallen” en herbruiken het water uit lichaamsvocht met behulp van speciale pakken. Als iemand sterft, wordt ook het water van zijn lichaam herbruikt. Geen wonder dat ze veel over water praten. De Fremen zeggen: “Het vlees van een man is van hem; het water is van de stam”. Als de Fremen beschrijven wat er gebeurt, zullen ze water vermelden. Bijvoorbeeld, als ze een vijand hebben gedood, dan hebben ze “hun water gemorst”. Als zij trouw zweren aan iemand, zweren zij aan hun “water”. Door hun omgeving hebben de Fremen geleerd de wereld te zien door het prisma van het water, om het zo maar te zeggen.
Echte talen passen zich de hele tijd aan de omgeving aan. Je hebt vast wel gehoord van Inuit-talen met een overvloed aan woorden die verschillende soorten sneeuw beschrijven. Zo zijn er bijvoorbeeld speciale woorden voor vallende sneeuw en voor sneeuw die op de grond ligt. Sommige studies tonen aan dat de Inuit-talen een bijzonder rijke woordenschat hebben voor verschillende soorten zee-ijs. Maar als je een ècht rijke woordenschat voor sneeuw wilt vinden, moet je elders terecht, bijvoorbeeld bij de Noorse Sámi. Toch zijn er duidelijke aanwijzingen dat de woordenschat met betrekking tot sneeuw en ijs door het klimaat wordt bepaald. Uit linguïstische data blijkt dat talen die in koude streken worden gesproken, gewoonlijk een onderscheid maken tussen ijs en sneeuw, terwijl talen die in warme klimaten worden gesproken, het zonder dit onderscheid kunnen stellen. Dit is niet verwonderlijk. Mensen die het vaak over ijs en sneeuw hebben, kunnen het nuttig vinden om er verschillende woorden voor te hebben.

Een ander voorbeeld van de invloed van de omgeving op de woordenschat is het ontbreken van aparte woorden voor “wolk” en “mist” in talen die in berggebieden worden gesproken. De reden hiervoor is dat het in de bergen moeilijk is de twee aërosolen van elkaar te onderscheiden (zie de foto hieronder). In plaats daarvan kunnen talen die daar gesproken worden speciale woorden hebben om onderscheid te maken tussen objecten op verschillende hoogtes. Terwijl het Nederlands alleen het voornaamwoord “die” kent om naar iets ver weg te verwijzen, bijvoorbeeld “Kijk die auto eens!”, kent het Pacaraos Quechua, een taal die in de Andes wordt gesproken, truqay “die plaats of dat voorwerp op dezelfde hoogte”, traqay “die plaats of dat voorwerp verder naar beneden”, en naqay “die plaats of dat voorwerp verder naar boven”.
Bovendien kan de omgeving van invloed zijn op de klanken die we voortbrengen. Zo hebben talen die gesproken worden in gebieden die bedekt zijn met bomen een minder complexe lettergreepstructuur dan talen die gesproken worden in open gebieden. Neem ter illustratie woord strikt. Dit is een zeer complexe lettergreep met vijf medeklinkers (weergegeven door de letters s, t, r, k en t) en slechts één klinker (i). Dergelijke complexe lettergrepen worden vermeden in een boomrijke omgeving, omdat het moeilijker is onderscheid te maken tussen verschillende medeklinkers wanneer er obstakels zijn. Ook de luchtvochtigheid speelt een rol. Er wordt beweerd dat droge lucht de elasticiteit van de stembanden vermindert. In het algemeen geldt: hoe vochtiger een klimaat, hoe hoger het aandeel klinkers in de woorden.
Als onze planeet door de klimaatverandering gaat lijken op Arrakis in Dune, kunnen we dus voorspellen hoe onze taal er uit zal zien. Allereerst zullen we veel letterlijke en figuurlijke uitdrukkingen gebruiken met het woord “water”. We zullen veel woorden voor ijs en sneeuw verliezen. In plaats daarvan zullen we een verfijnde woordenschat verwerven voor verschillende soorten zand. We zullen veel medeklinkers hebben omdat onze stembanden niet meer soepel genoeg zullen zijn in de droge lucht, en ook omdat bomen onze communicatie niet meer zullen belemmeren.
Talen passen zich aan het klimaat en het landschap aan, omdat taalgebruikers dat doen. Als onze planeet een woestijn wordt zoals Dune, zal onze taal ook drastisch veranderen. Laten we hopen dat het niet zo ver komt!
Geef een reactie