Als je erover nadenkt, is de manier waarop wij ons uitdrukken enigszins paradoxaal. We hebben de woorden om exact te zeggen wat we bedoelen, maar toch gebruiken we ze vooral om onze gedachten uit te drukken op langdradige en ingewikkelde manieren die onze echte opzet of onze duidelijke bedoelingen verhullen. We vragen “Zou je me het zout willen aangeven?” terwijl we er geen enkele belangstelling voor hebben of onze tafelgenoot dat wil. We roepen “Dat is origineel!” wanneer we geconfronteerd worden met de dubieuze modekeuzes van onze dochter en wanneer we eigenlijk willen zeggen “Ik heb liever niet dat je dat draagt”. We kiezen voor “Goh, wat een mooi weer hè” als onze moeder ons vraagt “En wanneer krijg ik eindelijk een kleinkind?”.

Waarom spreken we zo dubbelzinnig en indirect terwijl het veel efficiënter zou zijn om duidelijk en beknopt te spreken? Het is in ieder geval niet omdat we niet over de juiste middelen beschikken – een gemiddelde moedertaalspreker van het Nederlands heeft na de middelbare school een woordenschat van meer dan 18.000 woorden. Om deze vraag te beantwoorden moet het oude dogma dat wij in de eerste plaats communiceren om informatie uit te wisselen de deur uit. Als dat wel zo was, dan zouden we klinken als robots of als levende juridische documenten waarin elke uitdrukking is ontdaan van enige onduidelijkheid. Zo zorgvuldig gepolijst dat het bijna onmogelijk is elkaar verkeerd te begrijpen. Toch is dat niet hoe wij spreken, en daarnaast betalen we veel geld aan mensen die er wel in slagen om op zo’n technische en ondubbelzinnige manier te schrijven. We communiceren dus niet alleen maar om elkaar te informeren over de wereld. Spreken is een van onze belangrijkste middelen van zelfexpressie en van het vormgeven van onze sociale status. We doen dingen met woorden – we willen indruk maken, maar zonder dat overduidelijk is dat we indruk willen maken. We willen kritiek leveren, maar niet te hard overkomen. We willen bereiken wat we willen, maar op een manier die het risico minimaliseert dat we als bot bekend komen te staan. De manier waarop we met anderen spreken maakt deel uit van ons sociale imago, en onze manier om dit imago hoog te houden is door beleefd te zijn in gesprekken.

Indirectheid is een van de meest toegankelijke middelen die we hebben om beleefd te blijven. Althans, in de westerse wereld. De ongeschreven regels van ons taalgedrag stellen dat als we geconfronteerd worden met een situatie waarin we iemand moeten bekritiseren – met andere woorden, als de boodschap die we willen uitdrukken waarschijnlijk de gevoelens van onze gesprekspartner zal kwetsen – er een sterke drang is om het indirect te zeggen. “Je opstel kan nog beter” in plaats van “Je opstel is erg slecht,” of “Je kiest altijd zulke felle kleuren,” in plaats van “Ik houd niet van de manier waarop jij je kleedt“. Indirectheid is niet exclusief voor hoe je wilt dat anderen jou zien. Voor de meesten van ons is het heel moeilijk om een verzoek of een uitnodiging direct af te wijzen. In plaats daarvan nemen we onze toevlucht tot indirecte manieren om te proberen de gevoelens of het sociale imago van onze gesprekspartner niet te kwetsen. “Sorry, ik heb een drukke week“, in plaats van een eenvoudig “Nee, ik kom niet naar je feestje“. [Een iets andere, maar verwante opmerking: de sociale regels voor onze interacties betekenen dat we zelfs de neiging hebben ons te verontschuldigen als we beginnen te praten! “Sorry, mag ik iets vragen?“]

“Dat is een heel mooi pak Mr. Takagi, het zou zonde zijn dat te verpesten” In Die Hard, geregisseerd door John McTiernan in 1988, probeert de schurk om de toegangscode te krijgen van een gesloten kluis van een van de figuren door hem indirect te bedreigen.

Niet alle theorieën over deze indirectheid zijn het erover eens dat onze belangrijkste motivatie is om met elkaar samen te werken. Volgens een invloedrijke theorie kan indirectheid soms gemotiveerd zijn door macht. In situaties waarin veel op het spel staat, zoals bij een boete of een mogelijk ongepast aanbod, kan het de spreker helpen zijn boodschap in een waas van dubbelzinnigheid te hullen, zodat deze aannemelijk ontkend kan worden. Als ik op het punt sta een parkeerboete te krijgen omdat ik op de verkeerde plek heb geparkeerd, kan ik een gokje wagen door te impliceren – maar niet expliciet te zeggen – dat ik opensta voor omkoping van de politievrouw: “Kunnen we het hier afhandelen?”. Dit maakt mij minder kwetsbaar voor mogelijke negatieve gevolgen van een poging haar direct om te kopen, maar helpt mij ook af van het moeten betalen van de volledige boete. Omdat ik van tevoren niet weet of de politievrouw eerlijk of corrupt is, loop ik alleen het risico dat zij mijn aanbod afwijst en ik de volledige boete moet betalen (in het geval zij eerlijk is) of ermee weg kom minder te betalen (in het geval zij corrupt is). Zelfs de eerlijke politievrouw kan mij niet overtuigend beschuldigen van wangedrag, aangezien ik nooit expliciet heb gezegd wat mijn bedoelingen waren en het onmogelijk is te bewijzen wat ik precies bedoelde.

Zijn wij allemaal indirecte sprekers? Misschien wel een van de beroemdste kandidaten voor de titel “indirectste spreker” was de 45e president van de VS, Donald Trump. Het is moeilijk te zeggen of het te wijten was aan zijn strategische vaardigheden, een bijzonder kleine woordenschat, of een combinatie van beide, die een CNN-schrijver ertoe bracht uit te roepen: “Wat bedoelt hij als hij woorden zegt?” (de president maakte duidelijk dat hij “woorden kent, [hij] heeft de beste woorden“). Het is overduidelijk dat hij erg getraind was in het plausibel ontkennen van een behoorlijk aantal diplomatieke zaken waar veel op het spel stond. Er is veel variatie in hoe indirect iemand spreekt, en ook of een persoon op zoek gaat naar verborgen betekenissen in de spraak van anderen, ook onder gewone mensen. Uit onderzoek tot dusver is bijvoorbeeld gebleken dat assertieve mensen de neiging hebben directer te spreken en dat van vrouwen wordt gedacht dat zij minder direct zijn. Onderzoek bevestigt in elk geval onze intuïtie dat er verschillen zijn tussen culturen, bijvoorbeeld dat studenten uit Zuid-Korea vaker indirect zijn dan studenten uit de VS.

De MRI scans tonen de hersengebieden die het meest actief zijn wanneer de proefpersoon luistert naar zinnen met indirecte uitdrukkingen. Naast de taalgebieden in de linker hersenhelft zien we dat ook gebieden in de rechter hersenhelf actief zijn om deze zinnen te interpreteren. Afbeelding uit het proefschrift van dr. Jana Baskanova ‘Beyond the language given: The neurobiological infrastructure for pragmatic inferencing.

Indirecte uitdrukkingen, ook al lijken ze ingewikkeld en langdradig, zijn een uitstekende proeftuin voor onderzoekers om meer te leren over hoe de hersenen taal verwerken. Het is duidelijk dat wanneer iemand zegt “Het is moeilijk om een goede spreekbeurt te houden over dit onderwerp”, nadat hem om feedback is gevraagd over de schoolpresentatie van een vriend, de hersenen niet alleen de betekenissen van de afzonderlijke woorden (“spreekbeurt”, “overtuigend”, “moeilijk”) ophalen en samenvoegen volgens de grammaticale regels van de gegeven taal. Ander zou het betekenen dat de boodschap zou gaan over de complexiteit van het geven van presentaties, maar niet relevant zou zijn voor het verzoek van de vriend. Met andere woorden, bij het interpreteren van indirectheid moeten de hersenen de woorden en de hele boodschap op de een of andere manier in verband brengen met de context van ons gesprek – dat mijn vriend om feedback vraagt en dat van mij verwacht wordt dat ik hem wat geef, dat het waarschijnlijk een evaluatie zal zijn, en zelfs dat er bepaalde sociale regels zijn die bepalen hoe we positieve en negatieve boodschappen uitdrukken. Het blijkt dat om dit te doen, de hersenen andere cognitieve systemen moeten aanwenden dan alleen de typische “kern” van de linker talige hersenhelft. Het interpreteren van indirectheid, net als andere gevallen van taal in een context, doet ook een beroep op taalgebieden in de rechter hersenhelft, en op delen van een niet-talig netwerk dat de hersenen inschakelen wanneer we nadenken over de perspectieven, bedoelingen of verlangens van anderen.

Ik hoop dat deze blog je een beeld heeft gegeven van hoe communicatie in de echte wereld zoveel meer is dan het uitwisselen van ideeën die netjes in woorden en zinnen zijn verpakt. In feite zijn de woorden zelf vaak het tegenovergestelde van wat we werkelijk willen uitdrukken. Dan heb ik het nog niet eens gehad over het feit dat wanneer je begint te ontleden wat de woorden in ons mentale woordenboek betekenen, we vaak tot het verrassende besef komen dat deze betekenissen verschillen tussen mensen, gebaseerd op onder andere de verschillende levenservaringen van elk individu. Toch kunnen onze hersenen, die zijn geëvolueerd voor het leven in sociale groepen en die gedurende de hele kindertijd zijn getraind in interacties met anderen, doorgaans zonder noemenswaardige problemen met al deze complexiteiten omgaan.