Bij de jaarlijkse verkiezing ‘Weg met dat woord!’, georganiseerd door het Nederlandse instituut voor de Nederlandse Taal, eindigde het woord ‘eigenlijk‘ in 2017 in de top 10 van meest irritante woorden in onze taal. Wat een domper voor iemand die een groot deel van haar carrière heeft gewijd aan dit prachtige woord. Maar waarom zeggen we eigenlijk zo vaak eigenlijk? En waarom ergeren zoveel mensen zich eraan?

Iets zeggen over wat we zeggen

Eigenlijk en inderdaad zijn voorbeelden van discoursemarkeerders, woorden die geen Geertje_author_templateinhoudelijke betekenis, maar een meta-functie hebben: ze zeggen iets over datgene wat we zeggen. Het gebruik van inderdaad en eigenlijk is dus een vorm van verwachtingsmanagement: ze markeren een relatie tussen dat wat een spreker zegt en dat wat de gesprekspartner verwacht. Met inderdaad bevestigt een spreker de verwachting van de gesprekspartner, terwijl met eigenlijk die verwachting juist wordt ontkracht.

Het gebruik van inderdaad en eigenlijk is een vorm van verwachtingsmanagement

In recent onderzoek heb ik samen met Hans Rutger Bosker het nut van eigenlijk en inderdaad onderzocht voor taalverwerking. In een experiment lieten we proefpersonen luisteren naar korte dialogen die bestonden uit een korte inleidende context, een vraag, en een antwoord. In het antwoord zat steeds inderdaad, eigenlijk, of een controlewoord verwerkt, waarna een inhoudswoord werd weggepiept. De taak van de proefpersoon was om uit vier afbeeldingen te kiezen welk woord ontbrak: een voorspelbaar woord, een onvoorspelbaar woord of een van twee ongerelateerde woorden.

items

Context: Ondanks haar angst voor dieren is Irene naar het circus geweest.
Vraag: “Je vond de slotact zeker doodeng?”
Antwoord: “Ik schrok inderdaad/eigenlijk/heel erg van de rondrennende … aan het eind.”

We keken niet alleen naar welk antwoord de proefpersonen kozen en hoe snel zij dit deden, maar registreerden ook met behulp van een eye-tracker waar proefpersonen naar keken tijdens het luisteren. Zodra luisteraars inderdaad hoorden, keken ze direct meer naar de meest voorspelbare afbeelding (de leeuw), en ze kozen die optie ook vaker en sneller. De voorspelbare optie werd door inderdaad dus nóg voorspelbaarder. Maar zodra proefpersonen eigenlijk hoorden, keken ze juist meteen meer naar de minder voorspelbare afbeelding (de clown), en kozen ze die optie ook vaker. Door eigenlijk werden de onvoorspelbare opties dus minder onvoorspelbaar. Omdat het verwerken van voorspelbare informatie minder energie kost dan het verwerken van minder voorspelbare informatie, zorgen inderdaad en eigenlijk er dus allebei voor dat taalverwerking gemakkelijker wordt.

Hoe we een woord interpreteren hangt af van wie het zegt, én van wie het hoort

Terwijl inderdaad altijd op dezelfde manier werd geïnterpreteerd, vonden we bij eigenlijk veel variatie. Zowel tussen proefpersonen als tussen dialogen. Sommige proefpersonen waren na het horen van eigenlijk veel sterker geneigd dan andere om het gesprek af te maken met een minder voorspelbaar woord. Tegelijkertijd was in sommige dialogen de voorkeur voor een minder voorspelbaar woord veel minder sterk dan in andere, zoals in deze dialoog:

Context: Vlak voor zijn sollicitatiegesprek heeft Jan een broodje met pesto gegeten.
Vraag: “Heb ik nog iets tussen mijn tanden?”
Antwoord: “Ik zie eigenlijk daar rechts iets in je (mond/haar) zitten.”

Vrijwel iedere proefpersoon maakte deze dialoog af door op het voorspelbare ‘mond’ te klikken. Eigenlijk werd in dit geval waarschijnlijk geïnterpreteerd als waarschuwing voor een sociaal ongewenst antwoord: Jan hoopt dat zijn gesprekspartner hem geruststelt en ‘nee’ zegt, maar dat gebeurt niet.

In een tweede experiment hebben we verder onderzocht waar de variatie in de interpretatie van eigenlijk vandaan kwam. De betekenis die proefpersonen toekenden aan eigenlijk bleek mede af te hangen van het geslacht van de spreker. Uitgesproken door een man werd eigenlijk bij voorkeur gezien als waarschuwing voor een onverwachte inhoudelijke wending in het gesprek (de clown in plaats van de leeuw), terwijl van vrouwelijke sprekers vaker werd verwacht dat ze eigenlijk gebruikten als waarschuwing voor een onverwachte sociale wending (ik ga iets zeggen wat je liever niet wil horen). Het lijkt er dus op dat we van elke eigenlijk die we horen onbewust bijhouden wie het in welke situatie gebruikte, en dat we over deze ervaringen kunnen generaliseren. Bijvoorbeeld dat mannen en vrouwen soms iets anders bedoelen met eigenlijk. Op basis van onze eerder opgedane ervaringen bepalen we vervolgens hoe we elke volgende eigenlijk die we horen moeten interpreteren.

Best nuttig, eigenlijk

Eigenlijk is dus eigenlijk een heel nuttig woord. Waar komt die irritatie dan vandaan? De resultaten suggeren dat onze voorkeuren voor hoe we eigenlijk gebruiken en interpreteren zijn gebaseerd op onze eerdere taalervaringen, die natuurlijk van mens tot mens verschillen. Als je gesprekspartner eigenlijk om een andere reden gebruikt dan jij als luisteraar verwacht, zou dit best eens kunnen leiden tot miscommunicatie, of het gevoel dat iemand het woord verkeerd gebruikt.