Geschreven door: Mante Nieuwland

Het menselijke taalbegripssysteem is in staat om een enorme hoeveelheid complexe informatie in rap tempo als betekenis aan te bieden aan de lezer of luisteraar. Een lezer bepaalt (meestal) zijn eigen tempo, maar een luisteraar moet natuurlijk een spreker kunnen bijhouden; en gesproken taal bevat gemiddeld wel rond de 150 woorden per minuut, dus dat gaat rap. En die woorden worden niet eens netjes 1 voor 1 aangeboden, want in gesproken taal is er een enorme overlap van woorden, en zijn de stiltes binnen een woord soms langer dan tussen woorden. Toch hoort de luisteraar meestal netjes allemaal losse woorden, en gelukkig maar. Maar de luisteraar moet natuurlijk ook nog wat met die woorden doen: herkennen zijnde woorden, volgens grammaticale regels een zin opbouwen, en, niet te vergeten, proberen te begrijpen wat er dan wel precies gezegd wordt. Hoe doet de luisteraar dit?

mante_templateEen luisteraar verwerkt elk nieuw stukje informatie zo snel mogelijk, dit wordt ‘incrementeel’ genoemd, in plaats van te wachten totdat alle relevante informatie binnen is. Incrementele verwerking gebeurt op allerlei niveau’s: we wachten niet met het begrijpen van een zin totdat het verhaal af is (dit is wellicht overduidelijk), we wachten niet met het begrijpen van een woord totdat de zin af is, en we wachten niet met het verwerken van een stukje van een woord totdat het woord af is. Het kleinste stukje geluid van een woord dat relevant is voor taalbegrip, d.w.z. het stukje veranderen leidt tot een andere betekenis, is een ‘phoneem’, zoals bijvoorbeeld het geluid van ‘m’ of ‘n’ in ‘maar/naar’. Ons taalsysteem begint al de informatie van het phoneem ‘m’ te verwerken zonder dat we weten van welk woord het deel uitmaakt, zo rap gaat het.

Een luisteraar verwerkt elk nieuw stukje informatie zo snel mogelijk, dit wordt ‘incrementeel’ genoemd, in plaats van te wachten totdat alle relevante informatie binnen is.

Taalpsychologische experimenten hebben dit uitgewezen door bijvoorbeeld hersenactiviteit te meten terwijl proefpersonen naar gesproken zinnen luisteren. In die zinnen zit soms een woord met een phoneem dat de luisteraar informatie verschaft dat de zin een rare betekenis zal hebben. Bijvoorbeeld, “In Amerika betalen ze met de…” gevolgd door ‘dollar’ (normaal) of ‘dolfijn’ (raar). Het eerste moment waarop dollar/dolfijn van elkaar verschillen is zo ongeveer het geluid ‘a’ en ‘f’, en dat is precies waar de hersengolven al aangeven dat er een probleem is geconstateerd. Deze efficientie van ons taalsysteem heeft als functie dat we niet tijdelijk informatie ‘nutteloos’ (d.w.z., niet verwerkt) online hoeven te houden, want dat zou natuurlijk tot een verlies van informatie kunnen leiden. De efficientie maakt het uiteraard ook makkelijker om sneller te begrijpen wat er gezegd wordt.

dolphin-shop
Originele foto doo: wikipedia.commons

Deze efficientie gaat nog verder: luisteraars gebruiken niet alleen informatie zodra die beschikbaar is, ze vormen ook nog eens voorspellingen over wat er komen gaat. Deze voorspellingen gebeuren grotendeels onbewust en automatisch, d.w.z. zonder dat luisteraars aktief zitten te gokken wat er gaat komen. Die voorspellingen komen voort uit een opbouw van activiteit in de hersenen zonder dat een luisteraar het per se zelf door heeft. Bijvoorbeeld bij het horen van een zin die steeds sterker in de richting van een bepaald woord lijkt te gaan (bv, “De man poetste grondig zijn tanden met de ..”), is bepaalde informatie van dat woord (‘tandenborstel’) al in de hersenen aktief voordat het woord verschijnt. Met name de betekenis is aktief, dus bijvoorbeeld de representatie van de betekenis van het concept ‘tandenborstel’ zoals dat in ons geheugen is opgeslagengeheugen. Voorspellingen hebben, net als incrementele verwerking, het voordeel dat ze begrip bespoedigen, zolang ze correct zijn natuurlijk.

Luisteraars gebruiken niet alleen informatie zodra die beschikbaar is, ze vormen ook nog eens voorspellingen over wat er komen gaat.

Kortom, onze hersenen zijn heel efficient in het snel verwerken van inkomende informatie zoals bijvoorbeeld gesproken taal, maar ze zijn zelfs een beetje ‘ongeduldig’: d.w.z. ze wachten niet met het verwerken van een woord totdat ze het woord hebben gehoord, ze activeren zelfs informatie over dat woord voordat het wordt gezegd. Hoe dit precies werkt is een enorm belangrijke vraag waar steeds meer taalonderzoekers zich mee bezighouden.