Geschreven door: David Peeters
Een cruciaal aspect van het menselijk taalvermogen is dat het ons in staat stelt om te verwijzen naar de dingen en mensen in de wereld om ons heen. Dit komt niet alleen van pas wanneer je in de kantine stiekem je collega’s bespreekt (“Moet je dát kapsel zien, Frits!”), maar heeft ook al menig mensenleven gered (“Kijk uit voor die neushoorn, Henk!”). Taal komt hierin zelden alleen; het wordt vaak gecombineerd met een perfect getimede wijsbeweging. Zo maken taal en gebaar het mogelijk om de aandacht van je gesprekspartner te vestigen op een deel van de werkelijkheid naar keuze.

Recente theorieën over verwijzen stellen dat dit een sociaal fenomeen is: gesprekspartners werken samen om met spraak en gebaren ervoor te zorgen dat ze hun aandacht gezamenlijk richten op hetzelfde object (het kapsel, of de neushoorn). Een belangrijk ingrediënt van het verwijzen in taal zijn aanwijzende voornaamwoorden zoals dit en dat. Verrassend genoeg is de belangrijkste theorie over zulke aanwijzende voornaamwoorden allesbehalve sociaal. Deze theorie stelt namelijk simpelweg dat iemand dit gebruikt voor objecten die zich dichtbij hemzelf of haarzelf bevinden, en dat voor objecten die relatief verder van de spreker verwijderd zijn. De gesprekspartner speelt in deze theorie geen enkele rol van betekenis.
In een nieuw artikel, deze week verschenen in het wetenschappelijke tijdschrift Frontiers in Psychology, laten David Peeters en Aslı Özyürek zien dat echter ook het gebruik en het begrip van aanwijzende voornaamwoorden een uiterst sociale onderneming is. Recent onderzoek heeft namelijk aangetoond dat mensen juist niet egocentrisch zijn wanneer ze met een aanwijzend voornaamwoord naar iets verwijzen. In het Turks bestaat er bijvoorbeeld een aanwijzend voornaamwoord dat sprekers speciaal gebruiken wanneer hun gesprekspartner nog niet naar een bepaald object kijkt, onafhankelijk van of het object dichtbij of ver weg is. De gesprekspartner speelt dus een cruciale rol! Dit sluit ook goed aan bij eerder onderzoek naar wijsbewegingen, die in duur en snelheid zeer precies gefinetuned worden zodat een gesprekspartner er zoveel mogelijk aan heeft.
Meer weten? Dit is een link naar het paper (vrij toegankelijk):
Peeters, D. & Özyürek, A. (2016). This and that revisited: A social and multimodal approach to spatial demonstratives. Frontiers in Psychology, 7:222. doi: 10.3389/fpsyg.2016.00222.
Geef een reactie