Geschreven door: Monique Flecken

We weten allemaal dat het lastig is om een vreemde taal foutloos te leren. Het is maar heel zelden het geval dat mensen je aanzien voor een zogenaamde ‘moedertaalspreker’: iemand die de taal als eerste taal heeft geleerd. Zelfs als je al ervaring hebt met het spreken van de taal in het desbetreffende land, dan nog zijn er subtiele dingen waarin je van een moedertaalspreker kan verschillen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het gebruik van bepaalde complexe zinsconstructies; een moedertaalspreker voelt op de een of andere manier aan wanneer de ene of de andere constructie het beste past. Als je kijkt naar het onderstaande plaatje, dan zouden Nederlanders in het ene geval “het meisje poetst haar tanden” zeggen, terwijl ze in andere situaties ook “het meisje is haar tanden aan het poetsen” zouden kunnen gebruiken. In het tweede geval, door middel van de ‘aan het’ constructie, wil je benadrukken dat het meisje er op dit moment mee bezig is; in het eerste geval zou je het ook kunnen hebben over het feit dat ze elke dag haar tanden poetst.

MoniqueTandenPoetsenIn een zogenaamd ‘priming’ experiment hebben we getest of je mensen onbewust kan overhalen om ‘aan het’ te gebruiken om plaatjes te beschrijven. Mensen lazen een zin op het beeldscherm met of zonder deze constructie (‘prime’ zin), en direct erna moesten ze een plaatje beschrijven waarop een handeling van een persoon te zien was (zoals in het plaatje). Moedertaalsprekers van het Nederlands kopieerden de ‘aan het’ constructie (bijv. “het meisje is haar tanden aan het poetsen”), maar alleen als ‘aan het’ in de eerder gelezen zin op dezelfde manier gebruikt was, bijv.“de kleuter is een poppetje aan het tekenen”. ‘Aan het’ werd niet gekopieerd als het in een andere zinsconstructie voorkwam, bijv. “de buurman timmert aan het dak” of “de prinses leeft aan het meer”. Met andere woorden, alleen wanneer zowel de onderliggende zinsstructuur als de betekenis van de constructie kon kloppen met het plaatje, werd de ‘aan het’ constructie gekopieerd door de Nederlanders.

We hebben dit experiment ook gedaan met Duitse proefpersonen die goed Nederlands spreken; studenten die in Duitsland geboren zijn en nu in Nijmegen studeren. De Duitse proefpersonen konden niet worden overgehaald om de ‘aan het’ constructie te gebruiken: de beschrijvingen van de plaatjes waren correct, alleen kwam de ‘aan het’ constructie minder vaak en niet direct volgend op de ‘prime’ zin voor, zoals bij de Nederlanders. Dat komt misschien doordat het onderscheid tussen iets wat nu gebeurt of iets wat elke dag gebeurt niet op dezelfde manier wordt aangegeven in het Duits als in het Nederlands. Hoewel moedertaalsprekers van het Nederlands dus een subtiel verschil aanvoelen tussen de twee constructies, merken Duitsers dat niet, en passen ze hun taalgebruik dus ook niet aan in de volgende zin.

Het lijkt er dus op dat je je in je vreemde taal niet zo makkelijk laat overhalen om een complexere zinsstructuur te gebruiken, zelfs niet als je vlak daarvoor dezelfde constructie te lezen krijgt. Het experiment laat ook zien dat alleen het lezen van de vorm ‘aan het’ niet genoeg is om de moeilijkere zinsstructuur met ‘aan het’ te gebruiken.

Dit is de link naar het artikel waarin dit experiment beschreven wordt.

Referentie: Gerwien, J., & Flecken, M. (2015). There is no prime for time: the missing link between form and concept of progressive aspect in L2 production. International Journal of Bilingual Education and Bilingualism, 18(5), 561-587.