Als we met iemand communiceren, passen we de manier waarop we praten aan op hoe we over willen komen op onze gesprekspartner. Daarom zeggen we dingen vaak niet direct tegen iemand, maar praten we er een beetje ‘omheen’. Indirect taalgebruik wordt vaak gebruikt als we een boodschap moeten overbrengen die gevoelig ligt bij de spreker of de luisteraar.

In een eerder experiment heb ik gekeken hoe het brein omgaat met indirecte uitingen. We lieten proefpersonen luisteren naar korte dialogen die eindigden met een direct of indirect antwoord op een vraag. De vraag was ofwel gevoelig (A heeft net een presentatie gegeven, en B vond het niet goed gaan. Na de presentatie vraagt B: hoe vond je mijn presentatie? ) of neutraal (A vraagt aan B: hoe is het om een goede presentatie te geven?). Afhankelijk van de vraag kon het antwoord (het is moeilijk om een goede presentatie te geven) geinterpreteerd worden als indirect (na de gevoelige vraag) of direct (na een neutrale vraag). Voor indirecte antwoorden vonden we niet alleen activatie in gebieden die geassocieerd worden met ‘standaard’ taalverwerking, maar ook meer ‘sociale’ gebieden die geassocieerd worden met jezelf verplaatsen in een ander (theory of mind).

In het bovenstaande experiment luisterden proefpersonen naar twee andere mensen die met elkaar praatten. Het is echter mogelijk dat ons brein indirecte antwoorden op een andere manier verwerkt als we zelf de vraag hebben gesteld waarop we zo’n antwoord krijgen. Daarom besloten we dat we ons experiment moesten aanpassen: in ons volgende experiment werden proefpersonen zelf geadresseerd door de spreker. Bovendien moesten de proefpersonen ook echt iets doen met wat de spreker tegen hen zei: op basis van het antwoord moesten ze een beslissing maken.

job-interview-156130_640

In dit experiment waren proefpersonen de leider van een sollicitatie: zij moesten de vragen stellen (voorlezen van een script), en, afhankelijk van de antwoorden die een sollicitant daarop gaf, beslissen of ze deze persoon zouden willen aannemen of niet. De antwoorden op de vragen waren weer indirect of direct, maar dit keer niet om de vragensteller niet te kwetsen, maar om zelf goed over te komen. Op een vraag of de sollicitant een bepaalde taal sprak die essentieel was voor de baan, kon de sollicitant bijvoorbeeld antwoorden: ‘ik ga een talencursus nemen deze zomer’, of: ‘nee, ik spreek die taal niet’.

Tot onze verrassing vonden we niet meer activatie in de ‘theory of mind’ gebieden wanneer proefpersonen zelf geadresseerd werden dan wanneer ze luisterden naar een gesprek tussen twee andere mensen. We vonden echter wel een verschil tussen de twee condities in hersengebieden die geassocieerd worden met het verwerken van emoties. Wanneer iemand een indirect antwoord geeft en de proefpersonen geaddresseerd werden, was er meer activatie in deze gebieden dan wanneer de sollicitant een direct antwoord gaf. Er was geen verschil tussen de twee soorten antwoorden in deze gebieden wannneer de proefpersonen luisterden naar twee andere mensen. Proefpersonen die een sollicatie afnemen tonen dus een sterkere emotionele reactie wanneer iemand ze probeert te ‘misleiden’ door een indirect antwoord te geven om hun negatieve boodschap te verbloemen.

Meer informatie?
In dit paper wordt het eerste experiment beschreven, en hier het tweede!

Geschreven door: Jana Basnakova
Vertaald door: Lotte Schoot